3e advent
Meestal als wij bidden vragen wij aan God iets wat wíj graag willen. Eigenlijk bidden we dan dus: ‘laat het zo zijn God, dat mijn wil geschiedt’. Het Onze Vader leert ons iets anders. Het Onze Vader begint met de woorden: ‘Uw naam worde geheiligd, Uw Koninkrijk kome, Uw wil geschiede’.
Jezus leert ons dus om – voordat wij uitspreken wat wíj willen – al onze aandacht te richten op Gód. Op zijn naam en op zijn koninkrijk en op Zijn wil. Dat is bidden dus in de eerste plaats: Je afstemmen op God.
Als je daar een gewoonte van hebt gemaakt, om je eerst af te stemmen op God, dan weet je waarom Jezus ons dat leert. Als je je aandacht richt op de Naam van God en op zijn koninkrijk en op zijn wil, dan ontdek je dat dat jouzelf ten goede komt. En niet alleen jou.
God heeft ons heil voor ogen. God wil het goede voor al zijn mensen. En op een of andere manier lijkt het wel, of God beter weet wat dat is, dan wijzelf. Als je je aandacht richt op de wil van God en op zijn Rijk, dan ontdek je tot je verrassing, dat dat overeenkomt met wat wij ten diepste verlangen.
Voor de Bijbelschrijvers is dat volstrekt duidelijk. Onze Bijbelteksten zeggen: Onze diepste verlangens worden vervuld als de Heer komt. Laten we daar eerst naar kijken: Naar wat zij zeggen over de komst van de Heer.
Paulus zegt tegen de Korinthiërs: ‘Wacht de tijd af dat de Heer komt’. Jesaja spreekt over ‘de komst van de Heer’. En Johannes de Doper, die in de gevangenis zit, en geen uitzicht meer heeft voor zichzelf, laat aan Jezus vragen: Bent u ‘de komende’? Jezus is ‘de komende’. Degene die naar ons toekomt. Toen en nu en altijd weer opnieuw komt Hij naar ons toe. En spreekt Hij ons aan. En als Hij ons aanspreekt, -in een Bijbeltekst -of in een andere mens, -of in een gebed of in een lied, -Of in de stilte misschien, dan word je geraakt, je wordt gegrepen.
Wij leven niet opgesloten in een scan-apparaat, niet met een muur om ons heen. Wij leven in verbinding. Wij worden aangesproken. Dat begint al bij onze geboorte, als we geen mensen zouden hebben, die liefdevol voor ons zorgen, en tegen ons zouden spreken, zouden we niet kunnen leven.
In een soortgelijke verhouding staan wij ook tot God. Zoals een ouder ons aanspreekt, zo spreekt God ons aan. En zo leert Hij ons steeds nieuwe dingen. Denkt u maar aan eten. Wij willen eten, want zonder eten kunnen we niet leven. Een baby die hongerig wordt, begint meteen te schreeuwen. Dat is een puur instinctieve drang om te overleven. Gelukkig heeft een zuigeling die. Maar als we wat ouder worden, en ontdekken wat de wil van God is, dan leren we dat het pas echt goed met ons gaat als ook de ander eten heeft.
Een ander voorbeeld: Wij willen gehoord en gezien worden. Dat is heel legitiem, maar als je je aandacht richt op de wil van God, dan ontdek je dat het God niet alleen om jouw hachje gaat, maar ook om het hachje en het welzijn van de ander. En dat we alleen in vrede samen kunnen leven als ook de ander wordt gezien en gehoord. Pas dan gaat het echt goed met ons.
En als ik in de put zit, en dan mijn aandacht richt op de wil van God, dan kan het zomaar gebeuren dat ik ineens iets ontdek wat mijn leven weer zin geeft. Of ik ontdek dat ik helemaal niet blij word, als ik een ‘winner’ ben, en de mensen om mij heen allemaal ‘loosers’, verliezers, zijn. Dan ontdek ik dat ik niet gelukkig word, als ik in een paleis woon met gouden kranen, en buiten dat paleis alleen maar puinhopen zie en arme en hongerige mensen.
Dan ontdek ik, dat ik niet gelukkig word, als ik me altijd alleen maar afvraag, hoe ik waardering krijg, hoe ik er het beste uitkom. En ook niet als ik me maar altijd angstig afvraag, of het wel ‘hoort’, wat ik doe. Zo trekt God eigenlijk voortdurend aan ons jasje. Hij komt naar ons toe en Hij spreekt ons aan, Hé: heb je er nog aan gedacht, weet je het nog: dat Rijk van mij? Herinner je je nog wat mijn wil is?
Elke keer als God zo naar mij toekomt verrast Hij mij en laat Hij mij iets zien dat ik nog niet zélf had bedacht. Want vaak bedenken wij niet uit onszelf wat heilzaam voor ons is.
Als Gods wil geschiedt, als Hij naar ons toekomt, dan verandert er iets. Wat? Dat zien we in Jesaja 35 vers 2. Daar gaat het over de ‘de luister van de Heer. Dat is hetzelfde als ‘de heerlijkheid van de Heer’. Dat woord hebt u wel vaker gehoord. Daar staat: de woestijn tooit zich met de luister van de Libanon, met de schoonheid van de Karmel en Saron. En als je dat ziet, die luister en schoonheid, dan zie je de luister en de schoonheid van God. Met andere woorden: als de woestijn bloeit zie je de heerlijkheid van God.
Nog weer anders gezegd, de heerlijkheid, de luister van God is Zijn aanwezigheid. Waar mensen en wereld bloeien, daar is God aanwezig. Daar kun je zien, dat Híj erbij is. Of omgekeerd: als God aanwezig is, dan komen mensen en wereld tot bloei. Als je een mens ziet, die liefdevol is opgevoed, die haar roeping in het leven heeft gevonden, daarvoor is opgeleid en die zo haar beroep uit kan oefenen, dat het de samenleving beter maakt, dan zien je ‘de heerlijkheid van God’.
Als mensen in vrede samenleven en elkaar respecteren en hoogachten, dan zie je de heerlijkheid van God. De heerlijkheid van God zie je als blinden weer kunnen zien, als doven weer kunnen horen, lammen kunnen lopen, en stommen gaan spreken. Die zie je als dor land vruchtbare aarde wordt, Die zie je als mensen ineens gaan begrijpen, wat werkelijk belangrijk is en wat ons leven echt betekenis geeft. Die zie je als iemand ophoudt bang te zijn. Als iemand zich niet meer zo druk maakt om hoe hij overkomt, die zie je als een zieke liefdevol wordt gewassen, als je die bubbel, die schijnwereld waarin je leefde achter je durft te laten, en nu eindelijk begint zelf te leven. De heerlijkheid van God is geen eigenschap van God, het is de aanwezigheid van God in de wereld.
Wie wil dat niet? Vol verlangen kijken we ernaar uit, komt Hij al? Maar wij hebben zijn komst niet in de hand. Zijn komst is altijd een verrassing. Wat we wel kunnen doen is: een weg voor hem banen, we kunnen het Hem mogelijk maken om in onze wereld te komen.
Johannes de Doper is zo iemand, die dat doet. Maar, zegt Paulus, dat kunnen wij allemaal. Aan ons is het beheer over de geheimenissen van God toevertrouwd. Als wij, dat wat ons is toevertrouwd, goed beheren, dan maken we toch ook al ruimte voor God.
Jesaja noemt die weg die we voor de Heer kunnen banen, een weg van heiliging. Heiliging is apart stellen. Daarmee bedoel ik niet, dat je apart leeft van de rest van de wereld, maar dat je midden in de wereld en midden in het lijden van de wereld opvalt door een levenshouding, die eigen is aan gelovigen: Dus door levenslang oefenen in het doen van de wil van God. Zodat iemand die u en mij vandaag én morgen bezig ziet, kan merken dat wij geloven.
Ik heb twee beelden in gedachten. Het eerste is van afgelopen zomer. Wij fietsten langs een boerderij waar allemaal mensen in feestelijke kleren op het erf stonden. Je zag aan hen dat ze stonden te wachten op een bruidspaar. En ja hoor een eindje verder kwam ons een koets tegemoet met het bruidspaar erin. Die houding van blijde verwachting, van uitkijken: Komen ze al? Dat is de houding van een gelovige: Komt Hij al? Zie ik Hem al ergens? Kun je ook aan ons zien, dat wij de komst van de Heer verwachten?
Het andere beeld is van de afgelopen week. Er lag een dik pak sneeuw. De wegen waren versperd. Er moest eerst sneeuw geruimd worden, om de weg begaanbaar te maken. Dat doet de gelovige: die ruimt obstakels uit de weg, die maakt de weg waarlangs de Heer kan komen begaanbaar.
We bidden elke zondag het Onze Vader, en misschien bidt u het nog wel vaker. Als je zo vaak hetzelfde bidt, kan het een dreun worden. Je dreunt het op, zonder er bij stil te staan wat je zegt. Maar de bedoeling van Jezus is natuurlijk, dat wij leren ons voor alles te richten op: Het Rijk van God en op Zijn wil. Als wij dat doen, En ons steeds weer oefenen in het doen van de wil van God, dan kan God naar ons toekomen. En dan zal hij onze diepste verlangens vervullen. Juist door me te richten op de wil van God, ontdek ik de betekenis van mijn leven.
Amen
Jesaja 35, 1 Kor 4 vers 1-5 en Mt 11 vers 2-10