4. In Jezus Christus

BhrDSchieGeloofsbelijdenis, Preken

4e in de serie over geloofsbelijdenis

Ik geloof in Jezus Christus, zijn enig geboren zoon, onze Heer, ontvangen van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria.
Geloofsbelijdenis van Nicea, 325 en Constantinopel, 381:
Ik geloof in één Heer, Jezus Christus, de zoon van God, de eniggeborene uit de Vader (Const: voor alle tijd). God uit God en licht uit licht, waarlijk God uit waarlijk God, geboren niet gemaakt, van hetzelfde wezen als de Vader, door wie alle dingen zijn geworden, die in de hemel en op aarde zijn, die vanwege ons mensen en vanwege ons heil is nedergedaald en vleesgeworden.

U weet dat ik mijn dag begin met gebed. Ik luister daarvoor naar de podcast van Bidden Onderweg op mijn mobiele telefoon. Het gebed bestaat uit muziek, enkele inleidende woorden, een Bijbellezing en vragen om over na te denken, en dan tot slot een uitnodiging om zelf hierover te bidden.
Dat allemaal samen heet ‘het gebed’.

Laatst begon dat zo:
‘Ik probeer nu te bidden, en ik ben niet de enige. Er zijn mensen om mij heen en in al die mensen is Christus aanwezig. Hij is vlak bij me en wacht op mij, tot ik Hem uitnodig in mijn leven binnen te komen. Om te bidden hoef ik me er alleen maar van bewust te worden dat Hij er is. Ik hoef Hem alleen maar binnen te roepen. ‘Christus is vlak bij mij, en wacht op mij, tot ik Hem uitnodig in mijn leven binnen te komen’. Ik weet niet hoe deze woorden op u overkomen. Misschien vindt u ze vanzelfsprekend, misschien vindt u ze vreemd, maar dat geloven wij: Dat God, dat Jezus Christus, dichtbij ons is en dat Hij binnen kan komen in ons leven. Hij kan in mij een woonplaats vinden.

Dat is wat de teksten over Christus uit de geloofsbelijdenis ons willen zeggen. Vandaag zal ik die teksten bespreken – globaal natuurlijk – aan de hand van Exodus 3 en van Johannes 1. Wie is Jezus? Wat betekent het dat Hij God én mens is.

We beginnen bij Exodus 3. Daar zien we wie God is. Dat wil zeggen: we zien God juist niet, maar we ervaren wat kenmerkend is voor God.
*God is aanwezig in die brandende braamstruik, maar Hij is niet te zien, niet aan te raken.
Hij is ongrijpbaar, heilig – groter dan wij zijn. God is en blijft een geheim.
*God spreekt. Hij is dus een persoon. Iemand, niet iets. Maar we hebben daar geen beeld bij, en het is ook niet de bedoeling dat we een beeld van God maken.
*God spreekt een mens aan, Mozes. Hij noemt Mozes bij zijn naam.
Zo spreekt God: Hij noemt je bij je naam. Hij spreekt tot ieder van ons persoonlijk.
*Hij zegt tegen Mozes: ik ben de God van je vaderen, van Abraham, Isaak en Jakob,
Hij is een God, die mensen vergezelt. Hij gaat met hen mee. Hij zegt tegen hen: ik ben joúw God.

God schaamt zich er niet voor om de God van Abraham te zijn, (Rowan Williams). En ook niet om de God van Isaak te zijn en ook niet om de God van Jakob te zijn, God schaamt zich er niet voor om jouw of om mijn God te zijn. Hij wil de God zijn van ons, van mensen, die moeilijk doen, die opstandig zijn en Hem tegenwerken. Hij wil de God zijn van elke generatie opnieuw.
*God is met mensen bewogen. Hij ziet het lijden van het volk Israël in Egypte. Dat gaat Hem aan het hart. Hij komt om hen te redden. Hij brengt hen naar het beloofde land. Hij wil niet dat mensen kapotgaan. Hij wil mensen bevrijden van hun lasten en leven geven, wélvaart, vrede.
*Zijn Naam is ‘ik zal er zijn’. Daaraan herkennen wij God: Hij is er voor ons. (als God je bang maakt, klopt er dus iets niet. Een god die je bang kan niet de God van de bijbel zijn.)

Zoals God God is, zo is Jezus God. Dat lezen we in Johannes 1. Johannes 1 is eigenlijk de lezing voor de 1e kerstdag, maar ik heb deze tekst gekozen voor vandaag. Als u tekst van de geloofsbelijdenis van Nicea later nog eens doorleest, dan ontdekt u dat daar dezelfde woorden worden gebruikt als in Johannes 1. Daar lezen we over Jezus Christus,
*Jezus Christus, staat daar, is het woord. Zoals God tot ons spreekt, zo spreekt Christus tot ons.
*In de beginne en altijd is Hij bij God, ja Hij is God zélf.
*Zoals God de wereld heeft geschapen en alles wat daarin is, zo schept en vernieuwt Christus ons en zo maakt Hij ons tot wie wij zijn.
*Zoals God in de duisternis komt van het volk Israël in Egypte, zo komt Chrístus in onze duisternis.
Zoals God licht is in de duisternis van Israël, is Christus licht in onze duisternis.
*Zoals God het volk Israël ziet en nieuw leven geeft, zo ziet Christus ons en geeft Hij ons nieuw leven.
Hij heelt en vernieuwt en redt ons.
*Jezus schaamt zich er niet voor onze redder te zijn. Hij is de redder van armen, van zondaars en tollenaars. Hij noemt ons zelfs zijn lichaam.
*Hij is God, die mens wordt. Hij gaat uit naar ons, en komt in ons. Hij woont in ons, in ons lichaam.

De Apostolische Geloofsbelijdenis gebruikt deels andere woorden. Daar staat: Jezus Christus is ontvangen van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria, maar daar zien we diezelfde beweging. Christus komt van God en hij wordt mens. Hij is God én Hij is mens. Jezus is God, God en mens tegelijk en zoals God onze Heer is, zo is Jezus onze Heer.

Maar als we dat eenmaal hebben ontdekt, hoe reageren wij daar dan op? Willen we dat wel: God uitnodigen om in ons woning te vinden, willen we dat wel? Willen we wel instrument van God zijn? Willen we wel lichaam van Christus zijn? Wat is ons antwoord als deze God ons aanspreekt?
Mozes zegt:
Wie ben ik, dat God in mij komt wonen. Wie ben ik, dat ik instrument van God kan zijn. Hij heeft er maar moeite mee. Hij kan niet geloven dat nu net hij daarvoor wordt uitgekozen. Hij kan niet geloven dat hij dat kan.
En in Johannes 1 lezen wij: ‘de wereld kende hem niet’, en: ‘de zijnen hebben hem niet ontvangen’.
Blijkbaar vinden we het allemaal niet zo vanzelfsprekend, om Jezus uit te nodigen om hem binnen te laten komen, en woning te bieden in onszelf. Blijkbaar houden we hem liever ver weg. Waar dat toe kan leiden was aan de orde op Goede Vrijdag. Een andere keer zal ik daar verder op ingaan.

Maar nu, vandaag: in Johannes 1, zijn er die hem wél ontvangen. Wie hem wel ontvangen en in zijn naam geloven, heeft hij het voorrecht gegeven om kinderen van God te worden. Zij hebben Christus uitgenodigd om binnen te komen in hun leven en hun leven te vernieuwen. Een mooi beeld daarvoor is de brandende braamstruik uit Exodus 3. Dat is een visioen. In die brandende doornenstruik, ziet Mozes zichzelf. Hij ziet wie hij is: een armzalige doornenstruik.
Er is zoveel dat fout ging in zijn leven. Zoveel waar hij maar liever niet meer aan wil denken.
Maar juist in die doornenstruik brandt een vuur, een heilig vuur, het vuur van God. Dat vuur brandt in de braamstruik, maar de braamstruik verbrandt niét. God is aanwezig in Mozes én: Mozes blijft wie hij is: een mens, zoals jij en ik, een mens die steeds weer faalt. En toch is hij en zijn wíj de plaats waarin de heerlijkheid van Gód oplicht.

Dat lezen we ook over Johannes de Doper. Hij is niet zelf het licht, maar hij straalt wel het licht van Christus uit. Christus woont ín hem. De Russische schrijver Toergenjev vertelt heel mooi daarover in zijn gedicht ‘Christus’. Hij droomt dat hij in een dorpskerk is. Er komt iemand naast hem staan. Hij ziet die man niet, maar meteen voelt hij: Deze man is Christus. Dan draait hij zich om en ziet hij dat het een heel gewone man is. Zijn gezicht en zijn kleren zijn niet anders dan die van de anderen. Toergenjev is verbijsterd. Zo’n doodgewone man. Wat voor een Christus is dit dan? Maar ineens realiseert hij zich: juist zo’n gezicht, een gezicht zoals dat van alle anderen, is het gezicht van Christus.

Iemand zei: (Gertrude de Grote) Door Jezus, die ook de Christus is, door die mens, die ook God is, ben ik het waard om de tempel van God te zijn. Christus laat ons zien wie God is. Hij is God. Hij is mens. Hij is er voor alle tijden en hij leeft tussen ons en in ons. Hij is licht. Hij vernieuwt en redt ons en geeft ons leven.

Ik weet niet wat u zich voorstelt bij bidden, maar als bidden één ding is, dan is het dit: bidden is Christus uitnodigen om in jou te wonen, om jou te reinigen en jou te vernieuwen. Hij is vlak bij me en wacht op mij, tot ik Hem uitnodig in mijn leven binnen te komen.

Wij zongen voor de preek lied 500. Dat lied is heel mooi gekozen door de voorbereidingsgroep
Tot besluit enkele woorden uit dat lied:
‘Uit uw verborgenheid hebt Gij uw heil gezocht bij mensen hier en heden.
Zoals Gij kwam om ons met vrede te ontmoeten,
Laat het ook vrede zijn waarmee wij u begroeten.
Uit uw verborgenheid ontsteekt u licht op aarde
Wij delen met elkaar het licht, het lied, de zegen,
Wij zijn uw kandelaar. Wij gaan het donker tegen.’
Amen.

Johannes 1 en Exodus 3

2e in de serie over de geloofsbelijdenis.
Apostolische Geloofsbelijdenis:
Ik geloof in Jezus Christus, zijn enig geboren zoon, onze Heer, ontvangen van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria.
Geloofsbelijdenis van Nicea, 325 en Constantinopel, 381:
Ik geloof in één Heer, Jezus Christus, de zoon van God, de eniggeborene uit de Vader (Const: voor alle tijd). God uit God en licht uit licht, waarlijk God uit waarlijk God, geboren niet gemaakt, van hetzelfde wezen als de Vader, door wie alle dingen zijn geworden, die in de hemel en op aarde zijn, die vanwege ons mensen en vanwege ons heil is nedergedaald en vleesgeworden.