Jeremia 1

BhrDSchieGeen categorie, Preken

Preek voor zondag 3 februari 2019.
Jeremia 1 vers 4-10, 1 Cor 12 vers 27-31 en 14 vers 1 en 3
en Lucas 4 vers 17-30

Gemeente van Jezus Christus,

Tijdens een congres over duurzaamheid, zei onze nationale klimaatonderhandelaar, Diederik Samson: ‘We hebben psychologen nodig en sociale wetenschappers en marketeers. We moeten wegen in onze vreemde hersenen vinden om de juiste knopjes in te drukken, die ons aanzetten tot actie’. Een hoogleraar psychologie voegde daaraan toe dat het zou helpen als wij beseffen dat een duurzame wereld puur eigenbelang is. U weet dat ik duurzaamheid toejuich. Waar het me nu om gaat is de manier van denken. Zulk denken komen we veel tegen. Mensen worden gezien als een soort mechanische wezens. Je hoeft alleen maar op het goede knopje te drukken, dan ga je vanzelf de dingen doen die in je eigen belang zijn.

De profeten zien het anders. Zij zien hun leven als een opdracht. Jeremia vertelt:
Gód – sprák – tot míj. Hij zei: Ík heb joú gevórmd – in de schoot van je moeder. Vóórdat ik dat deed al,…………. heb ik joú uitgekozen. Al voordat je werd geboren heb ik je geheíligd. Ik heb joú aan Míj toegewijd. Ik heb je gegéven……………. als een profeet voor de volken.
Vol liefde en tederheid heeft God Jeremia uitgekozen. De opdracht die hij krijgt, krijgt niémand anders. Met zíjn heel eigen persoonlijkheid, in de tijd en in de omstandigheden waarin híj leeft, kan hij deze opdracht uitvoeren. Het is een opdracht, die past binnen het geheel van de opdracht, die het volk Israël heeft, maar de rol die Jeremía daarin heeft is uniek, die is alleen bestemd voor hem. Ook Jezus, ook een zoon van het volk Israël, heeft die stem van God gehoord. Ook Hij is door God geroepen. God heeft mij profeet gemaakt, zegt Hij, en mij Zijn geest gegeven, om aan armen de goede boodschap te brengen, aan gevangenen hun vrijlating aan te kondigen, om blinden licht te geven en verdrukten vrijheid.
Paulus zegt dat ook wij-als-gemeente-van-Christus, de gave hebben gekregen om te profeteren. De stem van God spreekt ook tot ons. Hij geeft ons de opdracht om getuigen te zijn van Zijn woord: om – hier en nu – mensen op te bouwen, te troosten en te bemoedigen.
Profeteren hoort bij het wezen van ons gemeente-zijn.
De tekst uit Jeremia 1 is vaak door predikanten gekozen bij hun bevestiging in het ambt.
Ik begrijp dat wel. Ook ik heb die stem gehoord, die alleen ik kon horen. Zomaar onverwacht – in een nacht, ik was 16. Op dat moment kon ik er nog niets mee. Ook niet erover spreken.
Mijn ouders zouden gezegd hebben, dat ik totaal niet geschikt was om predikant te worden.
Maar vanaf dat moment was mijn leven een opdracht, ook al sluimerde die nog jarenlang op de achtergrond van mijn bewustzijn.
Er zijn veel mensen, die hun leven zien als een opdracht. Een jongeman van midden twintig, met een flitsende baan in de commerciële wereld vertelde dat hij al heel lang ‘weet’ dat hij iets anders ‘moet’ doen met zijn leven. Iets wat niet draait om geld, maar wat opbouwend is.
Terwijl hij zo’n baan zoekt, geeft hij alvast taal- en inburgeringsles aan een Syrisch gezin.
De Bijbel gaat nauwelijks in op het hoe van de roeping. Het gáát in de Bijbel om de ínhoud van de roeping. Hoe het precies gebeurt weet de profeet zelf. Dat is genoeg. Maar iets zegt Heschel er wel over: ‘zo’n roeping’, zegt hij, ‘is als een flits. Als een flits van eeuwig licht’.
Zo’n flits werpt een nieuw licht op je leven. Je ontdekt wat jij kunt bijdragen aan het heil van anderen. Want de opdrachten die God geeft, gaan altijd over heel concrete dingen.
Nooit roept God een profeet om zich te verdiepen in bovenaardse zaken of om op te stijgen naar de hemel. Nee God roept hen en ons, ieder van ons, om heíl tot stand te brengen in onze eigen omgeving in de jaren en met de mogelijkheden, die ons gegeven zijn.

Maar we gaan weer even terug naar de roeping van Jeremia, want daar is nog meer over te vertellen. Jeremia wíl het niet. Hij wil die opdracht die hij van God krijgt niet uitvoeren. Hij verzét zich tegen zijn roeping. Dat is typerend voor de bijbel: God stelt de vragen. Wij mogen zelf bepalen welk antwoord wíj geven.
In de Bijbel lezen we niet over mensen, die zich afvragen of God wel of niet bestaat. In de Bijbel lezen we over mensen die de stem van God horen, en die met God in gesprék gaan.
Want daar gaat het om in de Bijbel: niet wij stellen de vragen, maar God stelt ons een vraag.
en Hij hoopt dat wij antwoord geven en onze ver- antwoord- elijkheid nemen. Want alleen als wij dat doen, kan de aarde de aarde worden die God voor ogen heeft.

Jeremia heeft het maar moeilijk met die vraag die God aan hem stelt. Ach God, dat kan ik helemaal niet, zegt hij. Ik kan helemaal niet spreken en ik ben ook nog eens veel te jong.
De bezoekers in de synagoge in Nazareth, willen het ook niet. Zij gaan niet eens ín op de vraag die Jezus, namens God, aan hen stelt. Jezus doet in de synagoge wat een profeet doet:
die vraag van God doorgeven aan de mensen. Jezus zegt tegen hen: dit vraagt God van jullie:
gevangenen vrijlaten, hongerigen eten geven, en recht en gerechtigheid herstellen.
Maar de bezoekers van de synagoge blijven toeschouwers. Zij kijken hoe Jezus het doet.
Zij denken: mooi hoor Jezus, goed dat jij dit doet. Maar het gaat Jezus er natuurlijk om, dat die mensen zelf in beweging komen.
En wij? Wat is ons antwoord als de profeet Paulus de vraag van God aan óns doorgeeft? Wat is jouw antwoord? Waartoe heeft God jou geroepen? Voor mij was dat het predikantswerk, maar ook voor mij was het een hele zoektocht en een worsteling, voor ik zover was, dat ik die opdracht ging uitvoeren. Ik denk dat het vaak zo gaat.

In ieder geval gaat het zo bij Jeremia. Maar God laat Jeremia er niet mee zitten.
God zegt tegen hem: ‘denk nooit dat de opdracht die ik jou geef, te moeilijk voor je is.
Waarheen ik je stuur zul je gaan, alles wat ik je gebied zul je zeggen. Wees nooit bang, want ik ben bij je om je te redden. Ik geef jou mijn woorden in de mond. Dit is jouw taak: om verloren te laten gaan wat kwaad is, en om op te bouwen en te planten wat waardevol is’.
God zegt hier: Ik ben bij je om je te redden. Daar moet ik nog iets over zeggen.
Daarmee bedoelt God niet, dat je nooit ernstig ziek zult worden, en ook niet dat je nooit moeite en verdriet zult meemaken. Met redding in de Bijbel wordt bedoeld: dat God bij je is
in tijden van moeite en verdriet, in tijden waarin je vastzit, waarin je geen toekomst meer ziet en Hij zegt: Ik leid je daardoorheen, en wijs je steeds weer nieuwe wegen, zodat je op steeds weer nieuwe manieren, de opdracht die jij in je leven hebt, kunt vervullen. Misschien heel anders dan voorheen, maar dan toch.
Misschien hebt u wel eens gehoord van Jitzchak (Izaäk) Perlman. Misschien hebt u hem zelfs wel eens horen spelen. Perlman is violist. Inmiddels is hij rond de 75. Wie wel eens een optreden van Perlman heeft meegemaakt, weet dat hij metalen beugels om zijn benen heeft en op krukken loopt, want als kind heeft hij polio gehad. Op een keer, kwam Perlman het podium op om een vioolconcert te spelen. Hij legde zijn krukken neer, plaatste de viool onder zijn kin en begon de viool te stemmen. Toen brak één van de snaren. De knal was in de hele zaal te horen. De mensen dachten, dat hij wel een nieuwe snaar zou laten halen,
maar Perlman gaf de dirigent het teken dat hij klaar was met stemmen en toen speelde hij dat vioolconcert op drie snaren. Na afloop kreeg hij een staande ovatie. De mensen riepen naar hem. Ze wilden dat hij iets zou zeggen. Perlman zeí toen: ‘het is onze ópdracht
om muziék te maken met wat óvergebleven is’.
Perlman was zwaar gehandicapt, al vanaf zijn 4e, maar dat kon hij, en dat deed hij: muziek maken. Dat was zíjn opdracht: muziek maken met wat overgebleven was. En zo heeft hij ontelbare mensen gelukkig gemaakt. Dat kunnen u en ik ook, met al onze beperkingen
en met alle wonden die we in het leven hebben opgelopen: Muziek maken van ons leven: leven tot heil van de ander. Ik denk niet dat Perlman twijfelde aan de zin van zijn leven.

Zou Diederik Samson zich bewust zijn, wat hij zegt? Ziet hij ons echt als machientjes,
die alleen maar goed geprogrammeerd en bediend moeten worden. Zou hij, als intelligent en gedreven mens, zichzelf ook zien als een machientje? Het zou kunnen. Veel mensen denken en praten zo. Ik denk dat ons leven een antwoord is. Een antwoord op de vraag, die God aan ons stelt.
(wat het milieu betreft: God vraagt ons om de aarde te behoeden en te bewaren, niet uit eigenbelang maar ter wille van de velen nu die lijden ten gevolge van de milieuschade en ter wille van de komende generaties).
‘God ziet ons al van verre omdat Hij ons bemint
en liever dan de sterren is Hem een mensenkind.
En voordat wij Hém zoeken, zijn wíj gezocht door Hém
En wie het wordt gegeven bespeurt Hem overal
in woorden allerwegen, in mensen zonder tal’.
(Lied 896 Huub Oosterhuis)
Amen.