Gemeenschap

BhrDSchieKern van het geloof, Preken

11-12-2016

Gemeenschap: de 3e in de serie De kern van het geloof
Deze week stond een cartoon in de krant over iemand, die vond dat zijn leven voltooid was. Hij meldde zich bij de balie van de geméénte, want hij vond dat de gemeente hem moest hélpen. Toen hij zijn zín niet kreeg, maakte hij een enorme stampij. Hij had drie sterke argumenten. Het eerste was: 'ik wil het', het tweede was: 'ik wil het', en het derde was: 'ik wil het. Met ándere mensen heb ik niéts te maken'. 

Dat is natuurlijk een karikatuur, maar het maakt wel duidelijk hoever het individualisme in onze maatschappij is doorgedrongen. Er zijn ook heel andere tendensen in onze maatschappij. In Lent, bij Nijmegen, is een nieuwbouwwijk, door de toekomstige bewoners zo bedacht en ingericht, dat zij er als een gemeenschap kunnen wonen. Overal ter wereld zijn woongemeenschappen op ecologische en spirituele basis, de zogenaamde Rainbow Gatherings. waar men alles met elkaar déélt, en ook veel oúderen vormen woongemeenschappen.

In de bíjbel en in de kérk is gemeenschap belángrijk. De eerste christenen aten samen, en deelden wat ze hadden met elkaar en met wie dat nodig had. Gemeenschap behoort tot de kérn van ons geloof. Om daar iets méér over te ontdekken lezen we vandaag Genesis 33 over de ontmoeting van Jakob met zijn broer Esau. Maar voordat we dat doen, moet ik nog kort iets zeggen over het hoofdstuk dat vooráfgaat aan deze ontmoeting. Daarin heeft Jakob een gevécht met God. Jakob wórstelt - met Gódheid en ménsheid, staat daar. Hij worstelt met zichzelf, met wie hij ís. Hij komt er als een ánder mens uít - uit die worsteling - Hij ziet zichzelf nú als een gezégende mens, die álles uit Góds hand ontvángt. Het is bij hem nu niét meer: Ík sta in het middelpunt. Ík moet zorgen dat ik het goed heb. Ík moet zorgen dat ík er goed vanaf kom. Het is nú: kijk eens om je héén - besef wat je hebt ontvángen - Wie zou ik zíjn, zónder dat alles, wat mij gegéven is.

Jakob lijkt nú op die mens in Genesis 1, waarover we vórige week hoorden. Deze verandering in het leven van Jakob is zo radicaal dat hij een nieúwe náám krijgt. Hij heet nu niet meer Jakob: hielenlichter, bedrieger, hij heet nu: Israël, vechter met God. Hij is iemand die wórstelt met God, en als een gezégend mens vérder gaat. Dan verandert er véél. Laten we eens kijken. In vers 3 lezen we: Jakob buígt voor Esau. Zeven maal buigt hij voor Esau en ook al zijn vrouwen en kinderen laat hij voor Esau buigen. Jakob buigt voor de grootheid van 'de ánder'. Hij noemt Esau: 'mijn héér' en van zichzélf zegt hij: 'Ik ben jouw diénaar'. In het áángezicht van Ésau, ziet Jakob het aangezicht van Gód. Dát is misschien wel de allergrootste verandering, in het leven van Jakob. De ánder is niet meer iemand die naar míjn pijpen moet dansen, De ander is niet meer iemand die ik kan gebruiken om míjn doelen te verwezenlijken. Nee, De ander is iemand die mij iets gééft. Zij heeft mij iets te zéggen. De ontmoeting met de ander is een zégen voor mij. Zij verríjkt mijn leven. Jakob houdt nu ook rékening met de ander. De zwakken en de kínderen - die geven nu het témpo aan. Dat is het éérste belangrijke kenmerk van gemeenschap: De ander is voor mij een zégen. Ik geef haar de eer die haar toekomt. Ik buíg voor de gróótheid van de ander.

U begrijpt nu, waarom het voor mij zo belangrijk is, dat wij in onze gemeente sámen - in het onderling gesprek - bepálen hoe wij gemeente willen zijn. Iéders inbreng doét ertoe. Een kerk is geen bedrijf, waar een paar machtige bazen, die alles 'het beste weten', van bovenaf de koers van het bedrijf bepalen. Dát is de oúde Jakob, die alles naar zíjn hand wil zetten. In de kerk willen wij de 'nieuwe Jakob' zijn. Bij de nieúwe Jakob gaat de ánder vooróp. Ik vind het heel leuk om te zien, dat deze manier van besturen ook in het bedrijfsleven steeds meer ingang vindt. De nieuwe Jakob leert ons ook hoe wij in onze maatschappíj, ja zelfs wereldwijd, op een vruchtbare manier met elkaar óm kunnen gaan. Je kunt alleen maar écht in gesprek komen met elkaar als je respect toont voor de ánder.

U begrijpt wel, dat ik bepááld geen fan ben van Trump of Wilders, en ik maak me grote zorgen dat zoveel mensen dat wél zijn. Nu kan ik boos worden op die mensen, of hen 'dom' noemen of zoiets, maar daar schiet ik niéts mee op. Wat ik wél kan doen is: respect voor hen tonen. Naar hen luisteren. Hen serieus nemen: Waarom ben je zo bóós. Wat is je ángst. Als ik respéct toon voor de ander, dan laat ik merken: ik verwácht iets van jou. Jij kunt iets bíjdragen aan onze maatschappij, iets dat wáárdevol is. Iemand van wie we niets verwáchten, zal ook niet veel áándragen. Iemand van wie we wél iets verwachten, dié voelt zich uítgedaagd, om die verwachtingen wáár te maken. Die zal zeker met goede ideeen kómen. Die voelt zich gerespecteerd. Hij wordt gezien als iemand die een belangrijke bijdrage kan leveren. Hij heeft iets om tróts op te zijn. Dat moet onze houding zijn: respect voor de ander. De ander heeft mij iets te zéggen.

Mensen als Trump en Wilders geven veel mensen het gevoel dat ze er weer toe doén. Ze herstellen de eigenwaarde van mensen die niet meer trots kunnen zijn op zichzelf. Maar de manier waaróp ze dat doen is heel onbijbels.
Ze doen dat door áf te geven op ánderen: op islamieten of op mensen van een andere nationaliteit of ras. Als je áfgeeft op de ander, kun je jezelf weer éven zien als iemand die wél wat waard is. (dat dénk je tenminste). Maar dat is geen óplossing. Dat heeft geen ínhoud. De bíjbel leert ons een ándere route. De bijbel zegt:  als één mens wordt gekwetst, worden wij allemaal gekwetst.

Het ómgekeerde geldt óók:
als ik één mens eer,
dan wordt de eer, de grootheid van ieder méns gezien.
In die éne mens zie ik dan,
hoe bijzónder mensen kunnen zíjn.

De énige manier om in gesprék te komen, is door het tonen van respéct.  Datzelfde geldt dan natuurlijk ook voor voor onze houding, ten opzichte van mensen met een andere godsdienst. Dan luister je naar de ander, dan ontdek je samen wat de problemen zijn en dan zoek je samen naar oplossingen. Dan krijg je inhoud. Daar ligt een grote uitdaging voor alle politieke partijen. Hoe kunnen zíj - of moet ik zeggen: hoe kunnen wíj -  alle mensen, alle groepen in de samenleving, de éér, de wáárde geven, die hen als méns toekomt.

Dit is misschien wel het allerbelangrijkste wat over gemeenschap kan worden gezégd. Als je zó in het leven staat als de nieúwe Jakob, dan zie je in de ánder -
het gezícht van Gód. Maar er zijn nog een paar dingen, die aandacht vragen. Nu het twééde. Vóórdat hij Esau ontmoet, stuurt Jakob Esau allemaal geschenken. Hij wil Esau gunstig stemmen. Maar Esau wil die geschenken niet áánnemen. Hij hééft al veel. Esau zegt: blijve bij jou wat van jou ís. Maar Jakob dringt áán. Ná zijn worsteling wéét Jakob:  mijn roeping is om de ánder tot zégen te zijn.

Dat is de roeping van Ísraël, dat is de roeping van een gelovige - jood én christen -: de ander tot zégen zijn. Volgende week zal Ds van der Vegt uitgebreid hierop íngaan.

Er is nóg iets, wat onze aandacht vraagt. Esau stelt aan Jakob vóór om sámen verder te gaan. Maar Jakob wil dat niet. En ook het aanbod van Esau, om Jakob en zijn gezelschap te begeleiden, slaat hij áf. Hij doet dat heel hoffelijk, maar de bedoéling is duídelijk, en Esau snápt dat. De broederschap tussen Jakob en Esau is hersteld. Maar dat betekent nog niet dat ze ieder dezélfde wég gaan. Jakob behoúdt zijn zelfstandigheid. Hij gaat zijn eígen weg.

In een bíjbelse geloofsgemeenschap behoudt ieder zijn of haar eígenheid. In dié gemeenschap mag ieder zichzélf zijn. Als je beseft dat de ander vóór gaat,
dan geef je de ander ruímte.

Zo is het ook in een goed huwelijk. Dat kan alleen maar bestaan als je jezelf kénbaar maakt én tegelijkertijd de ander de ruimte gunt om dat óók te doen.
Zo gáát dat - in een gemeenschap van gelóvigen. Eérst zei Jakob: Ík ben het belangrijkste. Nú zegt hij: De ánder gaat voor. Eérst zei Jakob: ik moet zorgen dat ik bezittingen verwerf en veílig stel. Nú zegt hij: Ik kan délen en de ander tot zégen zijn. Nú heeft Jakob zijn eígen roeping ontdekt, en hij kan de ander de ruimte geven om haar eígen roeping te volgen. Het geloof gaat over wat ons drijft, en over wat ons draagt. Vandaag ging het over wat wij delen.  Volgende week gaat het over wat wij doén.
Amen.

3e advent: Genesis 33 vers 1-15