Iemand verloor in de oorlog, in 1943, door een bombardement in één klap zijn dochter, zijn schoonzoon en twee van zijn kleinkinderen. Vanaf dat moment werd deze – toen al wat oudere – meneer een soort tweede vader voor zijn achtergebleven kleinkinderen. Hij bleef altijd nauw bij hen betrokken ook toen zij volwassen werden en trouwden. Zijn kleindochter vertelde: Ondanks zijn grote verdriet bleef hij een blijmoedig en positief mens. Hij was helemaal niet overdreven vroom of zo, maar zijn lijfspreuk was:
‘Als God mijn hulp en schild wil wezen, Wat zal een nietig mens mij doen’.
Die spreuk komt uit Psalm 118. Dat is niet de Psalm van vandaag, Psalm 91, maar het deed me er wel aan denken.
‘Als je mag wonen bij de Allerhoogste’, lezen we in Psalm 91,
‘zal het kwaad je niet bereiken,
Geen plaag zal je ooit treffen.
Hij vertrouwt je toe aan zijn engelen,
Zij waken over je, waar je ook gaat.
Roep je míj aan, ík geef antwoord.
In de nood zal ik bij je zijn. Ik zal je redding zijn’.
Kunnen wij dat deze meneer nazeggen in onze problemen en zorgen?
Kunnen wij daarin net zo blijmoedig en positief blijven als hij? Hoe kunnen we die Psalm eigenlijk verstaan? Een antwoord op deze vraag zoeken we in het evangelie van vandaag, Mattheus 4, want daarin wordt Psalm 91 geciteerd. U ziet, we lezen de Bijbelteksten in hun samenhang van Oude en Nieuwe Testament. Mattheus 4 helpt ons om Psalm 91 te verstaan en Jezus kunnen we niet begrijpen zonder Exodus en Deuteronomium
In Mattheus 4 lezen we: Jezus wordt door de Geest meegevoerd naar de woestijn om daar door de duivel op de proef gesteld te worden. Zoals het volk Israël 40 jaar door de woestijn trok, trekt Jezus 40 dagen door de woestijn. Elke jood ervaart die weg door de woestijn, als de weg die hij zélf gaat. Het is de weg die je als mens gaat, al zoekende, al lerende, soms ook worstelende –het is de weg van je leven, de weg die naar het leven leidt. Het is de weg die een belofte in zich houdt: De belofte van zegen voor allen. Jezus was een kind van het volk Israël. Ook Hij gaat die weg. En zoals het volk Israël op die weg op de proef werd gesteld door God, zo wordt Jezus op die weg op de proef gesteld door de duivel. De duivel – dat is de wiggedrijver, Hij drijft een wig tussen God en mensen. De duivel probeert Jezus af te houden van God, en hij doet dat – en dat is belangrijk – door te proberen Jezus af te houden van de weg van Israël. Dat heb jij toch niet nodig, Zegt hij, Die weg door de woestijn!
Er is een veel kortere route naar een leefbare wereld. Ík, de duivel kan je het zo geven: Eten, geluk en macht. Alles waar je naar verlangt. Als je míj aanbidt en dient, Dan krijg je het zo. De duivel doet alsof die weg door de woestijn onzin is. Hij suggereert dat er andere wegen zijn naar het beloofde land. Dat herkennen wij heel goed in onze tijd. Maar Jezus laat zich niet van zijn weg afbrengen. De weg van Israël, dat is zijn weg. De weg dwars door de woestijn – Dat is de enige weg, die naar het leven leidt. Jezus onderbouwt zijn woorden met teksten uit de Tora, Ons Oude Testament. Het zijn teksten uit Deuteronomium en Exodus.* (zie onderaan). Die boeken van Mozes, dat zijn míjn geloofsboeken, zegt Jezus. Die zijn onverminderd van kracht. Er is maar één weg die naar vreugde leidt, Dat is de weg van Israël, Dat is de weg dóór de woestijn.
Op die weg leer je drie dingen:
*Ten eerste dat je alles ontvangt uit Gods hand. Kijk maar naar het manna. Alles wat we nodig hebben, alles wat ons leven geeft, krijgen we van God.
*Het tweede, wat je op die weg leert is: je bent zelf verantwoordelijk. Maak je zelf niet kleiner dan je bent. God schakelt jou in. Als jij je verantwoordelijkheid neemt, Dan zul je ervaren dat God met je mee gaat, en dat engelen je op handen dragen.
*Het derde dat je op die weg leert is: ons leven wordt rijk als we elkaar dienen, Het lijkt heerlijk om macht te hebben, Om door iedereen geliefd te worden, En om rijk te zijn, maar dat brengt ons geen leefbare aarde. Die komt er als we elkaar dienen. Als we trouw blijven aan de God van Mozes en Hem aanbidden.
Jezus blíjft trouw aan de weg van Israel. Hij blijft trouw aan de weg, die God zijn volk wijst. Dat is de weg die naar het leven leidt. En dan? Dan, lezen we: De duivel druipt af. En de engelen komen – en dienen Jezus. ‘Als je mag wonen bij de Allerhoogste’, ‘zal het kwaad je niet bereiken, Geen plaag zal je ooit treffen. Hij vertrouwt je toe aan zijn engelen, Zij zullen je op handen dragen. Die woorden van de Psalm betekenen dus niet: Als je maar gelooft, dan zal je leven gladjes verlopen. Die betekenen: In alles wat je overkomt: Houd vast aan God, Dan zul je vreugde ervaren – ook in je moeilijkheden.
Net zoals het volk Israël 40 jaar door de woestijn trekt, en Jezus 40 dagen in de woestijn is, Zo gaan wij onze weg van 40 dagen. Een periode om stil te worden, om je te bezinnen. Om het leven te leren. De verleiding is groot, dat wij denken dat een leven mogelijk is zonder moeite, zonder tegenslagen, zonder angst en zonder pijn. De verleiding is groot dat wij God verantwoordelijk maken, Voor ons welbevinden, Dat wij God de schuld geven, Als het niet zo goed met ons gaat. De verleiding om te denken dat rijkdom, geliefd worden en macht belangrijk zijn, is groot.
Deze tocht door de woestijn leert ons die verleidingen te weerstaan. Die leert ons: Om te zien wat wij allemaal hebben ontvangen. En om zelf verantwoordelijkheid te nemen. En ons niet te laten verleiden door wat geen vreugde geeft. Dan zul je merken dat God in je midden is, en dat engelen je op handen dragen. Laten we ons toch niet meer laten verleiden door de suggestie dat een leven zonder ziekte en moeite en verdriet mogelijk is. Laten we ons toch niet meer laten verleiden door de suggestie dat rijk worden, door iedereen geliefd worden, of oud worden het hoogste goed is. Dat streven leidt niet tot vreugde. Jezus wijst ons een weg die wél leidt tot vreugde. Die weg gaat dwars dóór de woestijn.
Hij zegt: (Lukas 9 vers 23-25) Wie achter mij aan wil komen, Moet zichzelf verloochenen. En dagelijks zijn kruis op zich nemen en mij volgen. Want ieder die zijn leven wil behouden, zal het verliezen, Maar wie zijn leven verliest omwille van mij, Zal het behouden. Wat heeft een mens eraan dat hij de hele wereld wint, Maar zichzelf verliest of schade toebrengt?
De opa van die mevrouw uit onze gemeente, Verloor in de oorlog in één moment zijn dochter, zijn schoonzoon en twee van zijn kleinkinderen. Toch bleef hij blijmoedig. En bleef hij een rots en een bron van inspiratie voor zijn andere kinderen en kleinkinderen. Dat kwam door zijn geloof. ‘Als God mijn hulp en schild wil wezen’, zei hij: ‘Wat zal een nietig mens mij doen’. Kunnen wij hem dat nazeggen In onze moeite en zorgen, kunnen wij dat hem nazeggen In de problemen waar wij voor staan? Kunnen wij ook zo Gods nabijheid ervaren in ons leven? En de vreugde daarvan?
Laten we nog één keer luisteren naar Psalm 91
Stem in Israël:
Wie in de beschutting van de Allerhoogste woont,
Overnacht in de schaduw van de Ontzagwekkende.
Stem van de gelovige:
Ik zeg tot de Heer:
U bent mijn toevlucht, mijn vesting, op U, mijn God vertrouw ik.
Stem in Israël:
Hij bevrijdt je uit het net van de vogelvanger
En red je van de dodelijke pest,
Hij zal je beschermen met zijn vleugels,
Onder zijn wieken vind je een toevlucht,
Zijn trouw is een veilig schild.
De verschrikking van de nacht hoef je niet te vrezen,
Ook de pijl niet die overdag op je afvliegt,
Noch de pest die rondwaart in het donker,
Noch de plaag die toeslaat midden op de dag.
Al vallen er duizend aan je linkerzijde
En tienduizend aan je rechterhand,
Jou zal niets overkomen.
Stem van de gelovige:
U bent mij toevlucht, Heer.
Stem uit Israel:
Als je mag wonen bij de Allerhoogste zal het kwaad je niet bereiken. Geen plaag je tent ooit treffen. Hij vertrouwt je toe aan zijn engelen, die over je waken waar je ook gaat. Hun handen zullen je dragen, Je voet zul je niet stoten aan een steen. Leeuw en adder zul je vertrappen, Roofdier en slang vermorzelen. Stem van God: Ik zal bevrijden wie mij liefheeft En beschermen wie met mijn naam vertrouwd is. Roep je mij aan, Ik geef antwoord. In de nood zal ik bij je zijn, Je bevrijden en met roem overladen, Je overvloed geven van dagen. Ik zal je redding zijn.
Samen: Amen.
Mattheus 4 vers 1-11 en Psalm 91
– Deuteronomium 8 en Exodus 16 bij de verzoeking om van stenen brood te maken.
– Psalm 91, Deuteronomium 6 en Exodus 17 bij de verzoeking om onze verantwoordelijkheid uit handen te geven en God onze zaakjes te laten opknappen.
– Deuteronomium 6 bij de verzoeking om macht te hebben, in plaats van dienstbaar te zijn.