‘Zie, ik breng u grote blijdschap, zegt de engel, ‘blijdschap voor alle mensen’. In de kerken viéren wij onze feesten. Wij léven zelfs van feest tot feest. Vandaag is het zo’n feest. Het is kerstfeest.
Om het kerstfeest te begrijpen, kijken we eerst naar de tijd waarin het zich afspeelt, want het geloof gaat over ons concrete dagelijkse leven. Toén was het de tijd van keizer Augustus,
nu is de machthebber misschien niet zozeer één bepaald iemand, maar een macht achter de machthebbers, een macht die alle machthebbers van nu gemeenschappelijk hebben. Dat is de economie. Als de economie maar groeit, dan gaat het goed met ons, en als de groei niet zo snel gaat als verwacht, schrik je bijna. Die alles bepalende rol van de economie is zo vanzelfsprekend, dat er maar zelden vragen bij worden gesteld.
De keerzijde van de macht van Augústus is, dat mensen als Jozef en Maria, ter wille van het belang van de keizer, als willoze pionnen van de ene plek naar de andere worden verschoven. Zij kunnen niet anders dan meebewegen in het spel van de machten. Jesaja noemt zulke mensen: ‘de gemeenschap van wie voortgaan in het duister’.
Ik denk dat de macht van nu, de economié ook zo’n keerzijde heeft. Als de economie leidend is, is het doel van ons leven: succes hebben, rijk worden. Je moet ‘winnen’, ‘winnaar’ worden. In het Engels, de taal van de vrije markteconomie een ‘winner’. Maar zoals elk spel, kent ook dit spel maar één winnaar. Alle anderen zijn verliezers, ‘loosers’. ‘The winner takes it all’. Als de economie leidend is, is de weg vrij voor diegenen, die er het beste in slagen rijkdom te verzamelen. De loosers -in de woorden van Jesaja – ‘de gemeenschap van wie voortgaan in het duister’, dat zijn de armen. Hun aantal groeit snel. Het zijn mensen die niet kunnen werken, maar ook mensen die wel werken. Zij verdienen zo weinig, dat ze het hoofd niet boven water kunnen houden. De ‘gele hesjes’, de klanten van de Voedselbanken, de vluchtelingen, mensen die net zoals Jozef, eerzame beroepen uitoefenen, maar die in de ogen van de machthebbers speeltjes zijn. Als de economie leidend is, gaat het niet meer om innerlijke waarden, of om de gemeenschap, of om een leefbare wereld, maar om het belang van de aandeelhouders. Overheden worden dienaars van grote bedrijven, en in vele landen is inmiddels de democratie bedreigd.
Dat denken in economisch succes legt niet alleen een druk op de maatschappij als geheel, maar ook op ieder van ons als individu. Rijkdom en luxe en comfort zijn aantrékkelijk.
Dat willen we allemáál wel. We zijn een beetje moe geworden van hoge idealen. Het moderne levensgevoel is veel meer: je kunt maar het beste zoveel mogelijk plezier uit je leven halen. We genieten dan ook volop van de zegeningen van onze welvaart. Comfort speelt daarin een belangrijke rol. Ook entertainment vinden we belangrijk. We hoppen van het ene festival naar het andere weekendje New York. De hele wereld is onze speeltuin.
Mijn zoon had aan het eind van zijn schooltijd en in zijn studietijd elk weekend feest. Bij voorkeur op vrijdag én op zaterdag. We genieten volop. ‘Als gekken’, zegt de bekende theoloog Miroslav Volf met enige zelfspot. Want ondanks al dat genieten of misschien wel door al dat genieten blijkt uit onderzoeken van de Wereld Gezondheidsorganisatie en Unicef
dat steeds meer jonge mensen kampen met psychische klachten: angsten, spanningen, depressies en burn-outs. Er wordt zelfs gesproken over een epidemie. Dat is nu ‘de gemeenschap van wie voortgaan in het duister’.
De dieperliggende problematiek lijkt te zijn de tirannie van de perfectie. Als alles draait om de economie, is de druk om te slagen enorm. We moeten winnen, succes hebben, mooi zijn, jong blijven en onze gedachten cirkelen om ons loon, ons imago en om wat we consumeren.
Hoe zien we eruit? In wat voor huis wonen we? Welke leuke dingen doen we? Welke indrukwekkende reizen maken we?
We zijn bezig met het beeld dat we willen hebben van onszelf en in de ogen van anderen,
maar zelf zijn we ‘leeg’. We hebben geen innerlijke waarden. We weten niet waar we voor staan. We bewegen ons niet meer in de sociale verbanden van gemeenschappen. We hebben geen plek waar we thuishoren en waar we gezien en gerespecteerd worden en onze plaats hebben. We weten niet meer wie we zíjn.
Als alles draait om maximale productie en consumptie, doet het er niet toe, wie jij ten diepste bent. De economie maakt ons allemaal hetzelfde. Allemaal zitten we met hetzelfde gezicht, in dezelfde jeans, met dezelfde telefoon, in dezelfde auto, op weg naar hetzelfde feest.
Dat is in onze tijd. In die tijd gebeurt iets bijzonders. Dat zien we aan de woorden: ‘Het geschiedt’. Maar liefst vier keer staan die woorden in onze tekst. Als je dat leest in de Bijbel, gebeurt er iets bijzonders. Wát geschiedt? Een kind wordt geboren.
Ik denk dat u allemaal wel eens een pasgeboren kind hebt gezien. Zo’n kind doet iets met je.
Je stroomt over van dankbaarheid en vreugde. Het ontroert je: wat een wonder! Het meest kostbare geschenk dat je kunt krijgen. Met elk kind komt iets nieuws in de wereld. Wat zal dit kind ons brengen? Je ziet de kwetsbaarheid van het kind – en de zorg die het nodig heeft. En met heel je hart en ziel wil je niets liever dan die zorg geven.
In de ontmoeting met zo’n kind gebeurt iets met jezelf. Het kind roept iets in je wakker, dat je nog niet van jezelf ként. Dat kind doet een beroep op jou. Ineens ben je niet meer zélf het belangrijkste. Dat is het kind. En tegelijkertijd ben je belangrijker dan ooit, want dit kind kán niét zónder joú.
Dat geschiedt met de herders, als ze oog in oog staan met dat kind. Dat geschiedt met mensen van alle tijden, die zich willen láten ráken door een ontmoeting met een andere mens, met dít pásgeboren kind. Met mensen, die – net zoals de herders – in dit kind het wézen van Gód zien. Wij hebben vanavond gezongen: ‘Wij lézen Góds wézen – in het kind dat hier ligt’. In dit kind ontmoeten wij Gód.
Dat is even schrikken, want daardoor kom je zelf in het licht te staan. U ziet het op het plaatje op de voorkant van de liturgie. Het licht dat van dit kind uitgaat, werpt een licht op de omstanders. Door het licht van dit kind, wordt zichtbaar wie jij bent. Je ziet ineens jezelf.
Je ware zelf komt boven. Je ziet waar jouw hart ligt, wat jouw wezen is, jouw ziel. Je bent geen pion op het schaakbord van machthebbers, maar je bent uniek en verbonden met God.
God woont in onze wereld, in mensen, zoals u en ik. ‘God woont verborgen in jouw leven’. (Richard Rohr). Een lied dat wij vanavond zingen, zegt: ‘Wij zijn verwonderd omdat in een kind Gód zíjn gezicht aan mensen toont en in hun wereld woont’.
Je bent waardig. Je bent belangrijk. Je kunt iets betekenen in je leven. Jij kunt de gelijkenis van God in jezelf behoeden en je kunt de gelijkenis van God in de ánder behoeden.
Jouw capaciteiten, jouw mogelijkheden kun je inzetten om te hoeden wat kwetsbaar is.
Je ervaart wat jij voor anderen kunt betekenen. Dat geeft vreugde en betekenis aan je leven.
Een lied zegt: ‘Dat kind, hier aan het licht gebracht, zo heeft God óns gedacht’.
De ontmoeting met het kind verandert de herders. Op het eerste gezicht blijft alles hetzelfde. De herders keren terug naar hun kudde. Ze pakken hun dagelijkse leven weer op,
Maar nu, al doende, loven en prijzen zij God. Ze zien zichzelf met nieuwe ogen. Ze staan anders in het leven. Ze hebben het diepe geluk ontdekt van de zin van hun leven. Ieder van hen weet nu, wat zijn of haar unieke waarde is. Als je oog in oog hebt gestaan met dit kind,
weet jij, wie jij kunt zijn en wat van jou wordt gevraagd.
Niet de macht van de economie leidt tot geluk. Niet steeds meer comfort en steeds intensiever plezier en vermaak maken ons leven goed. Oók niet het vermíjden van píjn.
Het Christelijk geloof beweert dat als wij oog in oog staan met dit kind en ons laten raken,
dat wij, juist als wij verbonden zijn met God, volop kunnen genieten van gewone dingen.
We hoeven niet te kiezen tussen geloof en plezier. Ze gaan sámen.
Het is feest vandaag. In de kerken viéren wij onze feesten. Wij leven toé náár onze feesten en wij leven vanuít onze feesten. Dat wens ik u toe: dat dit kerstfeest úw leven in een nieuw licht zet. Amen.
Jesaja 9 vers 1-6, Titus 2 vers 11-14 en Lucas 2 vers 1-20