2. Demonen verjagen

BhrDSchie40 dagen tijd, Preken

‘Mijn hart is onrustig. In al mijn onrust probeer ik me vast te houden aan God. Op Hem is mijn hoop gevestigd’. Dat zegt de dichter van Psalm 25. Kun je hem dat nazeggen? Kun je je zo toevertrouwen aan God? ‘Mijn hart is onrustig, In al mijn onrust probeer ik me vast te houden aan God. Op Hem is mijn hoop gevestigd’. En wij, die onszelf gemeenschap van Christus noemen, kunnen wij dat: ons zo toevertrouwen aan God? Hoé dan? Daarvoor kijken we naar Lukas 11. Het gaat over Jezus. Hij drijft een demon uit.

Als je googelt op demon, duivel, dan zie je dat de duivel vaak wordt afgebeeld als een mensachtige gestalte. Hij heeft enorme tanden, hoorntjes, een wapen en een angstaanjagend masker. Dat is het beeld dat we hebben van de duivel. Maar dat beeld helpt ons niet verder. Het stelt de duivel voor als iemand buíten ons. Dat is gemakkelijk, dan lijkt het alsof wij daar niets mee te maken hebben. Als je zegt dat iemand met een psychische ziekte bezeten is door de duivel, dan doen je hetzelfde. Als je dat zegt, houd je ook de duivel buiten jezelf. Eigenlijk zeg je dan: ‘hij wel, maar ik gelukkig niet’. Maar als we denken dat de duivel buiten ons zit, zitten we op een verkeerd spoor. De duivel, of met een ander woord de satan, is de tegenstander van God. Zijn helpers heten demonen. Satan is de macht van het kwaad. Dat kwaad heeft toegang tot ons allemaal.

Hier wordt voor Satan de naam Beëlzebul gebruikt. Beëlzebul betekent: bewoner van het huis. Hij bewoont je. Hij huist in jou. Je bent niet meer vrij. De demon in jou, bepaalt wat je wel doet en wat je niet doet. Hij heeft je als het ware in beslag genomen. Het kwaad huist in ons en beheerst ons. De demon in onze tekst is stom. Hij kan niet spreken. Wie niet kan spreken, word niet gehoord. Dat is verschrikkelijk. Met elkaar spreken, contact met een ander – dat is van levensbelang. Wat gebeurt er met een baby, met een kind, als hij niet wordt gezien, als er niet met hem wordt gesproken? Hoe moet hij dan zelf leren spreken? Wat gebeurt er met ons als wij niet naar elkaar luisteren en niet met elkaar spreken. Het gebeurt zo vaak – en het geeft zoveel verdriet. Ouders die niet luisteren naar hun kind, maar die zodra het kind wat wil zeggen hun eigen verhaal gaan vertellen. Collega’s op het werk, die niet naar elkaar luisteren maar zelf losbarsten. Leidinggevenden van een bedrijf, die niet luisteren naar de medewerkers, maar alleen hun eigen verhaal herhalen. De regering van een land, die niet luistert naar de burgers. Leiders van verschillende landen, die niet naar elkaar luisteren. Het is niet moeilijk om voorbeelden te bedenken. Die macht van het kwaad woont in ons en maakt veel kapot.

Deze mens is bezeten door een demon. Hij is met stomheid geslagen. Er wordt niet naar hem geluisterd. Hij wordt niet gehoord. Maar: Jezus drijft de demon uit. Hij jaagt hem weg en de mens begint te spreken. En nu – uitgenodigd door Jezus –kan hij tevoorschijn komen. Jezus zegt: kom maar, vertel maar, ik luister naar je. Tegen de omstanders zegt Jezus: door de kracht van God kan ik de demon verjagen, en zie: een mens komt tot leven. Hij wordt weer zichzelf. Dit is het koninkrijk van God (vers 20). Zo gaat het toe in het koninkrijk van God. Dit is redding, dit is bevrijding.

Het doet me denken aan de bevrijding uit Egypte. Mensen zijn niet meer gevangen. Ze zijn geen slaven meer. Mensen worden mensen. Ze komen tot leven. Je zou zeggen: nu is iedereen blij. Maar dat is niet zo. Er ontstaat onrust. Omstanders denken dat Jezus zelf een demon is, een helper van Beëlzebul. Jezus zegt: Wat jullie hebben gezien is juist een teken uit de hemel. Dit is nou een teken uit de hemel. Een teken uit de hemel is geen hocus pocus. Een teken uit de hemel is: als een mens wordt bevrijd. Als een mens tot zijn recht komt. Dat is de wil van God. Dat is het koninkrijk van God. God wil het goede. Beëlzebul wil het kwaad. Dus als ik iets goeds doe, zegt Jezus, dan kan ik onmogelijk een helper zijn van de duivel.

Maar, zegt Hij, er is nog iets. Bevrijding alleen is niet genoeg. Als die duivel weg is uit jou, wie huist er dan in jou? Dan ontstaat er in jou een ruimte. En als die ruimte leeg is, reken maar dat de demon terugkomt. En nu met hulptroepen. En dan word je opnieuw zijn gevangene. Nog meer dan eerst. Dus je moet zorgen, dat je een goede wapenrusting hebt, dat je sterk bent. Je moet zorgen dat die leegte is opgevuld. Die leegte kun je opvullen met de woorden van God. De woorden van God, die maken je sterk. Daarmee kun je de aanvallen van demonen afwenden. Daardoor kun je op de weg van God blijven. Een vrouw uit het publiek juicht Jezus toe. Ze prijst zijn moeder. Nee, zegt Jezus, het gaat er niet om wie je vader of je moeder is, het gaat erom dat je luistert naar de woorden van God en daarnaar leeft. Niet je afkomst is beslissend, maar het je eigen maken van de woorden van God. De bevrijding van de demon, deed ons denken aan de bevrijding uit Egypte. Het gesterkt en gevoed worden door de woorden van God, dat doet ons denken aan het gesterkt en gevoed worden van het volk Israël op de Sinaï. Daar kreeg het volk woorden van God. Woorden die je voeden en je sterk maken. Woorden om van te leven.

Toevallig hadden we het thuis gisteren over de uitdrukking: ‘Ledigheid is des duivels oorkussen’. Ik heb altijd gedacht dat die uitdrukking over werken gaat. Als je niets te doen hebt, dan is er ruimte voor de duivel. Maar daar gaat die uitdrukking dus niet over. De uitdrukking zegt: als je niet die woorden van God in je meedraagt, dan is er ruimte voor de duivel. Dat is heel wat anders.

Op de eerste en de tweede zondag in de veertigdagentijd hoorden we het ook al, en nu weer. Jezus gaat de weg van Israël. Als een kind van Israël, heeft Jezus de psalmen gekend en gebeden. Ook Psalm 25. Dat moet zijn gebed geweest zijn: ‘Mijn hart is onrustig, maar in al mijn onrust houd ik me vast aan God. Op Hem is mijn hoop gevestigd’.

Misschien hebt u het gelezen in mijn blog op mijn website: deze veertigdagentijd luister ik naar de podcast van de Ignatiaanse beweging, Bidden Onderweg. U kunt erop komen rechtstreeks vanaf mijn website, maar ook via de website www.biddenonderweg.org.

En voor wie geen computer of smartphone heeft: er zijn ook boekjes – ik heb een paar meegenomen. Als u wilt kunt u die inzien. 12 minuten duurt de podcast: woorden van gebed, muziek, een Bijbellezing en enkele vragen om te overdenken en een aanzet voor een persoonlijk gebed. Vandaag begon het zo: ‘Ik laat alles van mij afglijden. Ik gun mezelf de rust om God in mijn hart te voelen. God is genoeg.’ U ziet, het sluit precies aan bij ons onderwerp. Voor mij is dat voedsel voor de ziel. Ik vind het bijzonder om te ervaren, hoe veel kracht het me geeft, elke dag opnieuw. Het helpt mij om míjn demonen te verjagen. Hoe is dat met ons als gemeente? Met onze demonen? Steeds weer hoor ik ze: geluiden van moedeloosheid en hopeloosheid als het gaat over de toekomst van onze kerk. Mensen die er niet meer in geloven. Zegt u nu zelf: Zulke geluiden, die kunnen toch nooit van God komen?

Zulke geluiden kunnen toch nooit anderen inspireren? Wie gelooft, kán toch nooit de hoop opgeven. In de tijd van de Bijbel was het net zo als nu, denk ik. Ook toen hadden velen niets met de woorden van God. Ook toen vergaten mensen, dat God ons bevrijdt, en dat Hij ons zijn woorden geeft opdat wij toekomst hebben. Maar ook toen – lezen we -: God blijft volharden. Steeds weer stuurt hij nieuwe mensen, om anderen te bemoedigen en kracht te geven. Zelfs zijn eigen zoon stuurt Hij, om de demonen te verjagen en om mensen toe te rusten en sterk te maken.

Wij hebben zo’n prachtige gemeenschap. Hier zijn zoveel tekenen te zien van het koninkrijk van God. We voeden en laven ons elke week, en misschien wel elke dag aan de woorden van God. We kunnen dat ook nog eens doen in een ruimte, met een grote spirituele kracht.

We hebben zoveel waarmee we anderen kunnen inspireren en Gods liefde kunnen verspreiden. Laten we daarom God vragen, om de genade die we nodig hebben om ons volledig aan Hem toe te vertrouwen. Ieder persoonlijk, en wij als gemeente. We doen dat met de woorden van Psalm 25a.

Mijn hart is onrustig, maar in al mijn onrust houd ik me vast aan God.

Op Hém is mijn hoop gevestigd.

Wees mij genadig God. Richt mij op. Dat ik verder kan.

Mijn hart is onrustig, maar in al mijn onrust houd ik me vast aan U.

Mijn ogen zijn gevestigd op U, tot U mij redt.

Amen.

Exodus 34 vers 1 t/m 10 en Lukas 11 vers 14-28