Bijbel spreekt

BhrDSchiePreken

6 november 2016

De bijbel spreekt en men leeft op

U kent wel de Zuidas in Amsterdam: een enorm terrein ten zuiden van de ringweg, de A10
allemaal kantoren van grote banken en bedrijven. Daar werken hoogopgeleide, talentvolle, carrière-beluste, succesvolle mensen, snelle jongens en meisjes zogezegd. In 2012 begonnen de predikanten Ruben van Zwieten en Ad van Nieuwpoort daar de Stichting Zingeving Zuidas. Ze openden een centrum: 'De Nieuwe Poort', en nodigden de mensen, die daar werken uit om de bijbel te komen lezen. Het sloeg zó áán, dat afgelopen jaar ook een vestiging van de Nieuwe Poort is geopend in het Groot Handelsgebouw - aan de Weena 711 - in Rotterdam. U kunt er zo binnenlopen en wat drinken en je kunt er ook nog eens heel leuk uit eten gaan. Ik kan het u aanraden.

Hoe kan het nou dat Bijbellezen zó áánslaat bij dat publiek? Het bleek dat de mensen die daar werken, veel vragen hebben: over de prestatiedruk over het tempo van ons leven,
over de zin van hun werk en over de manier, waarop dat is georganiseerd.
Niemand had het verwácht, maar zij hadden wel dégelijk behoéfte aan bezinning en aan zingeving. Door het werk van van Zwieten ontdekten zij de bijbel als een oude bron, die ons hélpt om ónze tijd te verstáán. Zij ontdekten: 'Als de bíjbel spréékt, leeft de mens óp'.

Zojuist hoorden we de bijbellezing uit Genesis 41: Aan het eind daarvan geeft de farao Jozef een nieuwe naam: Zafnath Paäneach. Die naam betekent: 'Hij spréékt en men leeft óp'. Als iemand spreekt in de Geest van God - dan leven mensen óp! De Farao en de Egyptenaren,
en zelfs alle volken in de wijde omtrek, leefden óp van de wijze woorden van Jozef.
De mensen op de Zuidas leven op van de wijze woorden van de Bijbel. En ik denk dat wij dat ook zo ervaren. Als iemand spreekt in de Geest van God, dan leven wij óp!

Het begint allemaal aan het Egyptische hof. De farao heeft gedroomd en wel: twéé keer hetzélfde. Lelijke graatmagere koeien verslinden mooie dikke koeien, en blijven nog net zo schraal en lelijk als voorheen. Iele korenaren verslinden mooie volle aren en blijven net zo dor en iel als ze al waren. Een nachtmerrie! De farao wordt er onrustig van en hij krijgt die onrust maar niet uit zijn lijf. Dus worden alle magiërs en geleerden van het land opgetrommeld, om de dromen uit te leggen. Het is het puikje van de zalm: de beste wetenschappers, en de meest gezagvolle religieuze leiders. Maar: zij weten niét, wat ze aanmoeten met de dromen van de farao.

De magiërs, die religieuze leiders, dat zijn de vertegenwoordigers van de toen bestaande natuurreligies. Om onze bijbeltekst te kunnen begrijpen, moeten we daar iets meer over weten. Natuurreligies - die preken, dat altijd alles hetzélfde blijft. Het leven - dat is een kringloop, zeggen ze. Dag en nacht en dag en nacht - en zo gaat het maar door. Eb en vloed, eb en vloed: een eeuwigdurende herhaling. Die orde van de natuur, zeggen zij, daar kunnen we niet bovenuit stijgen. Daar zitten we in vast, dat is de orde van ons leven. En zo wisselen ook opkomst en ondergang elkaar af, met een vaste regelmaat. Op 7 goede jaren volgen 7 slechte jaren. Op een tijd van crisis volgt een tijd van herstel en dan weer een crisis en dan weer herstel en zo gaat het maar door. Als je zo denkt is er dus geen toekomst. Je gaat niet ergens naar toé. Er is geen ontwíkkeling. Je groeit niet. Er is niets nieuws. Als je dát gelooft,
heeft het óók geen zín om te streven naar ontwikkeling. Dan heeft het ook geen zin
om je ín te zetten voor een betere toekomst.
De wétenschappers vertegenwoordigen een ánder wereldbeeld. Zij zeggen: Alles is te beredeneren. Alles is te meten. Alles kun je inpassen in modellen en berekeningen. U begrijpt wat er dan gebeurt als je begrippen als liefde, of saamhorigheid of hoop in zo'n model probeert in te passen. Dat kán niet. Wetenschappers kunnen daar dan ook niets mee.
Dat zie je in onze tijd heel sterk. En dit beperkte denken is helaas al gemeengoed geworden bij onze kinderen van 12 jaar.

Aan het hof van de farao blijkt: deze wijzen en geleerden - met al hun kennis en wijsheid -
komen er niét uit. Zij hebben géén antenne voor wat de farao zo onrustig maakt. Zij kunnen hem niet van zijn onrust verlóssen. Zij kúnnen het niet? Of: dúrven en wíllen zij het niet?

Weet u waar ík aan moet denken? Aan óns. Wij hebben ook zo ónze nachtmerries. Over de opwarming van de aarde, over de kwaliteit van de lucht, die we elke dag inademen,
over de manier waarop ons voedsel wordt geproduceerd, over onze persoonlijke gegevens,
die wereldwijd over het internet gaan, zonder dat we enig idee hebben wie er bij kan,
en wat ermee gedaan kan worden. Over de prestatiedruk waar jonge mensen aan worden blootgesteld. Over onze rijkdom, die ten koste gaat van mensen in arme landen.
Kúnnen wij onze onrustige dromen niet begrijpen? Of dúrven en wíllen wij dat niet?
Als we iets gaan doen met die onrustige dromen van ons - betekent dat dan misschien,
dat ons eten en onze kleren duurder worden, of dat we minder kunnen autorijden en vliegen? Of dat we minder te besteden hebben? Vrijdag nog stond in de krant dat het in Nederland relatief slecht gesteld is, met ontwikkelingen op het terrein van natuur,
biodiversiteit, schone energie en klimaat. Hoe komt dat? Komt misschien ons eigen belang in gevaar als we die problemen gaan aanpakken? De vertegenwoordigers van de natuurreligies en de wetenschappers kunnen ons hierin niet helpen. Zij kunnen geen verlossing bieden. Maar wie dan wel?

Terug naar het hof. Daar wordt Józef uit de gevangenis gehaald. Een gevangene notabene -
het uitschot van de samenleving toch? Hij mag bij de farao komen. De machtigste man van de wereld zoekt hulp van de minste der mensen. En - wie had dat ooit gedacht - híj kan wél verlossing bieden. Nee, zegt Jozef: Niet ík spreek, maar Gód spreekt - ín míj. Jozef bedoélt:
In míjn woorden, hóór je: de Géést van Gód. Met andere woorden: Jozef is het gezicht van God. Door Józef héén, schijnt het lícht van God. Jozef is de ambassadeur van God, zou je kunnen zeggen. En dóór die Geest van God in hem, kan en durft en wil híj wél die onrust van de farao begrijpen en kan en durft en wil híj wél een oplossing aan te reiken. Want híj gelooft niet zoals die magiërs, dat altijd alles hetzélfde blijft. En híj weet, wat de wétenschappers niét weten: niet álles is in getallen uit te drukken, niet álles is te méten.

Józef weet, dat je onheil áf kunt wenden. Je kunt er iets aan doén. Józef weet dat er wél een toekomst is en dat het zin heeft om naar die toekomst toé te leven. Je kunt je ergens voor ínzetten. Józef weet dat God mensen uitdaagt om hun verstánd te gebruiken, en om met God méé te werken aan een goede toekomst voor allen. De woorden van Jozef zijn wijs en verstandig. Je kunt zorgvuldig omgaan met de rijkdom, die je is geschonken. Je kunt een deel van die rijkdom bewaren, zodat je die in slechte tijden kunt verdelen, en de rijkdom ook aan ánderen ten goede komt. Je kunt er zó mee omgaan, dat óók de mensen die ná jou komen,
een deel van leven hebben. De farao is onder de indruk. Door uw woorden, zegt hij tegen Jozef, wordt mijn volk toegerust. U spreekt - en men leeft óp.
En hij geeft Jozef - het gezág over Egypte en - Asnát tot vrouw. Asnat is de dochter van de priester van On, de hoogste priester van Egypte. Die priester wordt nu óndergeordend aan Jozef. De god van de natuur wordt zijn plááts gewezen - Dié kan niets anders dan wijzen op de wetten van de natuur, op die eeuwigdurende kringloop. Die kan niets méér dan constateren dat altijd alles hetzelfde blijft.

Ja, dan wordt het nóóit wat met ons. Dan zijn we máchteloos. Dan hoeven we geen windmolens te bouwen en geen zonnepanelen te bevestigen op ons dak en geen kolencentrales te sluiten. Dan ga je geen voedselbos aanleggen dan streef je niet naar duurzame landbouw. Dan heeft het geen zin om vragen te stellen bij het tempo van ons leven, en bij de prestatiedruk. Dan is een mens tóch niet meer dan een wezen, dat alleen maar uit is op geld en status en macht, die alleen maar denkt aan zijn eigen belang.

Maar de god van de natuur wordt óndergeordend aan de God van Józef.

Jozef én die God, die in hem spreekt - zíj krijgen het laatste woord. En waar hij spreekt - daar leven mensen óp. Want die God daagt mensen uit om elkaar te helpen, om iets bij te dragen,
om eerlijk en rechtvaardig te zijn. Die God laat je zien, dat het zin heeft om je in te zetten voor een goede wereld en een goede toekomst.

Jozef krijgt twee zonen. De eerste krijgt de naam Manasse. Dat betekent: 'want God deed mij al mijn moeiten vergeten'. En de tweede krijgt de naam Efraïm. Dat betekent: 'Want God heeft mij vruchtbaar gemaakt in het land van mijn ellende'. Geen wonder dat de mensen aan de Zuidas opleven. Wat een prachtig verhaal! De natuurreligies bieden geen uitkomst, en het bereik van de wetenschap is maar beperkt. Veel vérder reikt het woord van Gód. Waar dat gesproken wordt, leven mensen óp!

Amen.

Oogstdienst/ m.m.v. Oostercantorij o.l.v. Andries Stam jr./ Genesis 41