Preek voor zondag 17 februari 2019
Jeremia 17 vers 5-10, 1 Cor 15 vers 9-17 en Lucas 6 vers 17-26
Gemeente van Jezus Christus,
‘Met mijn God spring ik over een muur’. Dat is een regel uit Psalm 18 vers 8. We zongen het aan het begin van de dienst. Toen ik jong was, was dat mijn lijfspreuk. Ik heb dat al eens eerder verteld in een jeugddienst in de Dorpskerk in december 2007. Ik ben absoluut niet lenig en over een muur springen kon ik helemaal niet, maar misschien juist dáárom sprak deze tekst me zo aan. Daardoor wist ik: met God kan ik alles aan. Met God kan ik zelfs dingen die ik niét kan.
Het vertrouwen in Gód gaf mij dus vertrouwen in mijzélf. Door dat vertrouwen kon ik mijn eigen weg zoeken en mezelf vinden. Dat vertrouwen gaf me lef.
Als iedereen het met elkaar eens was, behalve ik, durfde ik kritische vragen te stellen. Ik durfde ook tegen de druk van een bepaalde groep in te gaan, en mijn eigen weg te gaan.
Dat vertrouwen hielp mij om staande te blijven in een mannencultuur. En toen ik eenmaal zover was dat ik moest gaan preken, durfde ik zélfs voor de gemeente te gaan staan.
Net als de profeten en net als die gelukkige mensen, waarover Jezus het heeft, zie ik mezelf dus als iemand die staat voor het aangezicht van God, die vertrouwt op God
Zulke mensen, zegt Jezus, zijn zalig. Dat zijn de mensen waarvan je zegt: wat heb je toch een geluk als je zo’n mens bent. Kenmerkend voor deze mensen is, dat ze hun heil zoeken niet in zichzelf, niet bij een andere mens, maar bij Jezus. Zij zijn arm, hongerig, op zoek naar recht. Zij vertrouwen dat Jezus hen raakt, hen heel maakt en kracht geeft. Net als de profeten vóór hen, laven zij zich aan bronnen van God.
Ook Paulus ervaart die kracht die van Jezus uitgaat. Hij zegt: ik ben wat ik ben, niet uit mijzelf, maar dankzij de genade van God. Daardoor kan ik op een nieuwe manier leven.
Ik ben niet meer gevangen in mijn zonden. Ik kan het oude loslaten, en opnieuw beginnen.
Niet op eigen kracht, maar door Gods genade wordt Paulus bevrijd tot nieuw leven. Doordat Jezus is gestorven en is opgestaan, kunnen wíj sterven en opstaan.
Honderden jaren eerder al spreekt Jeremia op soortgelijke wijze. Gezegend is de mens, zegt hij, die zijn zekerheid zoekt in God. De mens, die leeft uit bronnen van God, is als een boom, geplant aan water. Zo’n boom kan alles doorstaan. Zelfs hitte en droogte. Zelfs dan maakt hij zich geen zorgen, houdt hij een overdaad aan bladeren, en blijft hij vruchten dragen.
In een interview in de Volkskrant, zegt filosofe Welmoed Vlieger, dat het voor jonge mensen tegenwoordig heel anders is. Dat interview gaat over de mentale problemen van jonge mensen. Tegenwoordig heeft 1/3 van de jongeren wereldwijd mentale problemen. De verwachting is dat dat aantal nog groeit. Vlieger wijt die mentale problemen aan het feit dat die jonge mensen geen bronnen hebben die hen innerlijk voeden. Zij zegt: ‘allemaal moeten we onszelf leren kennen. Je moet leren omgaan met de tegenstrijdigheden in jezelf. Je moet leren omgaan met tegenslagen en angsten. Je moet vat zien te krijgen op wat het leven is’.
Vlieger zegt: ‘Ik zie vaak jonge vrouwen op sociale media die, als ze in de put zitten, letterlijk om likes en hartjes vragen. Dat vind ik echt zorgelijk. Er is geen weerbaarheid. Die afhankelijkheid van de waardering van anderen maakt je enorm vatbaar voor teleurstelling en afwijzing van buitenaf. Daardoor heb je steeds nieúwe bevestiging nodig van anderen.
Vooral in tijden van tegenslag, verlies en rouw kunnen deze jonge mensen vastlopen in angst en vertwijfeling. Op dat soort momenten doemen existentiële vragen op: waarom overkomt mij dit, hoe moet ik hiermee omgaan? Dan is het belangrijk dat je een innerlijk leven hebt, en dat je je angsten, je leegten, de kanten die je van jezelf nog niet kent, onder ogen durft te zien. Met het zoeken naar likes op Facebook vermíjd je dat innerlijk gesprek. De reacties op Facebook geven geen antwoord dat standhoudt. In die zoektocht om te vinden wie je zelf bent, heb je een oriëntatiepunt nodig, een bron die je voedt. Je kunt pas tot zelfinzicht komen in contact met iets anders’.
Voor velen van óns, denk ik, was dat God. Vertrouwen in God gaf ons vertrouwen in onszelf.
Het ik heeft een jij nodig, om zichzelf te kunnen vinden. Maar de meeste jonge mensen nu, weten niets van God, en in ieder geval leven ze in een wereld zonder God.
Als ik Welmoed Vlieger hoor, lijkt het wel alsof ik Jezus hoor praten. Blijkbaar is wat Vlieger zegt van alle tijden. Want ook Jezus spreekt over de rijken, de verzadigden, de lachenden.
Daarmee bedoelt Hij mensen die zelfgenoegzaam zijn. Zij zien zichzelf als de hoogste macht in hun leven. Zij nemen geen tijd voor innerlijkheid. Zij zoeken niet naar bronnen die hun kunnen voeden. Zij redden het wel zonder God. Het lijkt prachtig – hun leven – maar het is leeg en tevergeefs. Zij kennen niet, zegt Paulus, die kracht van God, die je leven kan vernieuwen, de kracht die je kan bevrijden, als je geen uitweg meer ziet, en die voor jou een nieuwe toekomst kan openen.
Jeremia vergelijkt de mens die zijn zekerheid ontleent aan zichzelf of aan andere mensen, met een struik in een dorre vlakte. Wat heeft zijn leven voor zin? Zelfs als daar regen valt,
zelfs als er dus iets goeds gebeurt, ja, zelfs als er grote wónderen gebeuren, dan merkt zo’n struik dat niet eens. Het ontgaat hem, want hij denkt dat hij alles uit zichzelf moet halen.
De mens die denkt dat hij genoeg heeft aan zichzelf is als een struik op een dorre vlakte, waar niemand kan wónen.
Ik vond het vroeger nogal een krasse uitspraak, dat je niet op andere mensen moet vertrouwen. Er zijn toch echt wel mensen die wel betrouwbaar zijn, waar je wel op kunt bouwen! Ik denk dat ik nu wat beter begrijp wat Jeremia en Jezus zeggen. Eigenlijk zeggen zij: wij mensen, wij zélf zijn per definitie onbetrouwbaar. Als Jezus al de mensen op de vlakte vóór hem aanspreekt, dan zegt hij: gelukkig jullie die arm zijn én (tegen diezelfde mensen dus:) wee jullie die rijk zijn. Het is dus niet zo dat hiér de armen staan en dáár de rijken. Nee, iédereen kan beíde zijn. Je kunt zowel gelukkig zijn als beklagenswaardig. Want ons hart is vol tegenstrijdigheden. Het ene moment vertrouwen we op God en het andere moment denken we dat we het wel zonder God kunnen. Jeremia zegt: niets is zo onbetrouwbaar als het hart, onverbeterlijk is het. Wie zal het kennen? Wij houden onszelf voor de gek. We kunnen onszélf niet doorgronden. We doen dingen die we niet van onszelf begrijpen. En de ander is al net zo: het ene moment stuurt ze je een like en het volgende moment keert ze je de rug toe. Hoe dierbaar een andere mens je hopelijk ook is, besef dat het altijd tijdelijk is. De ander kan met je breken, verhuizen, ze kan zelfs sterven.
In alle stormen en rampen in je leven sta je daarom alleen stevig als God de bron is waaruit jij put. God is eeuwig en altijd. God is er voor jou. Als God je bron is, sta je fier rechtop, als een boom geplant aan water. Dan kun je – zelfs in moeilijke tijden – nog vrucht dragen.
Een mooi voorbeeld daarvan las ik deze week in Trouw. Joke Ellenkamp was directeur van zorginstelling Pameijer in Rotterdam. In 2015 kreeg zij voor de tweede keer kanker. Dit keer ongeneselijk. Zij moest haar werk en alles wat ze deed loslaten. Zij verhuisde met haar vrouw naar een buurtschap in de Achterhoek. Voor haar werd het een doorgang naar een nieuw begin. Ze nam ook een nieuwe naam: Joanne. Dat betekent: ‘God is genadig’.
Ze zegt: ik ontdek nieuwe onvermoede lagen in mijzelf, die zonder de ziekte misschien verborgen waren gebleven. Ik ben dankbaarder. Ik geniet van het leven in de gemeenschap.
Kleine dingen zijn voor mij genoeg. Ze weet dat haar leven niet lang meer kan duren, dat vindt ze jammer, maar ze aanvaardt het. Ja, ik ben klaar om te sterven, ook al is het bij mij wat vroeg. Ik ben weer gaan bidden, niet om genezing, maar uit dankbaarheid, ook voor mijn leven nu. Ik ben een vrolijke bidder.
‘Met mijn God spring ik over een muur’. Ik vind het nog steeds een prachtige tekst. Maar ik ben me intussen ook bewust dat mijn hart net zoals het hart van ieder ander een ‘ongeneselijke beentjelichter’ (Naardense Bijbelvertaling) is, onverbeterlijk onbetrouwbaar .
Dus ja: ik wil wel graag op God vertrouwen, maar of ik het in de praktijk altijd doe is een vraag, die alleen God kan beantwoorden. Daarom rest mij niets anders, dan te bidden met de woorden van Psalm 139:
‘Doorgrond o God mijn hart, het ligt
toch open voor uw aangezicht.
Toets mij of niet een weg in mij,
mij schaadt en leidt aan u voorbij.
O God houd mij geheel omgeven
en leid mij op de weg ten leven’. Amen.